Home » Wetenschap » Astronomie » De lichtsnelheid werd voor het eerst geschat in 1676 door een Deense astronoom die de verduisteringen van Io, veroorzaakt door Jupiter, aan het timen was. Hij merkte op dat de periode tussen verduisteringen toenam met de afstand van de aarde tot Jupiter en vermoedde dat dit kwam omdat licht een grotere afstand moest afleggen.

De lichtsnelheid werd voor het eerst geschat in 1676 door een Deense astronoom die de verduisteringen van Io, veroorzaakt door Jupiter, aan het timen was. Hij merkte op dat de periode tussen verduisteringen toenam met de afstand van de aarde tot Jupiter en vermoedde dat dit kwam omdat licht een grotere afstand moest afleggen.

Rømer's bepaling van de lichtsnelheid

Ole Rømer (1644–1710) was al een tijd na zijn ontdekking van de lichtsnelheid (1676) een staatsman in zijn geboorteland Denemarken. De gravure is waarschijnlijk postuum.

Rømer's bepaling van de lichtsnelheid was de demonstratie in 1676 dat licht een eindige snelheid heeft en dus niet onmiddellijk reist. De ontdekking wordt meestal toegeschreven aan de Deense astronoom Ole Rømer (1644–1710), [noot 1] die op dat moment werkte bij de Koninklijke Sterrenwacht in Parijs.

Door de verduisteringen van de Jupitermaan Io te timen, schatte Rømer dat het licht ongeveer 22 minuten nodig zou hebben om een ​​afstand af te leggen die gelijk is aan de diameter van de baan van de aarde rond de zon. Dit zou licht een snelheid geven van ongeveer 220,000 kilometer per seconde, ongeveer 26% lager dan de werkelijke ... Verder lezen (18 minuten lezen)

Laat een bericht achter